27 mei 2020, Wilrijk
In de hoop de angst, de pijn en het verdriet een plaats te geven en misschien ook anderen te inspireren, wil ik nu mijn coronaverhaal naar buiten brengen. Ik wil doorheen mijn verhaal niemand met de vinger wijzen. Ik geloof dat iedereen, zowel helden, thuiswerkers, technisch werklozen, politici als experten handelen naar best vermogen. Niemand had kunnen voorspellen wat dit virus teweeg zou brengen. Regels werden opgelegd, richtlijnen werden uitgeschreven en opgevolgd. De realiteit zag er soms echter helemaal anders uit.
Dit is mijn verhaal.
Op woensdag 11 maart 2020 kregen alle woonzorgcentra (WZC's) en zo ook WZC Zonnewende, waar ik als animator werk, te horen dat vanaf de volgende dag alle bezoek geweigerd moet worden, “uit veiligheid voor de kwetsbare ouderen.” Families die in de mogelijkheid waren om nog snel een bezoek te brengen, kwamen nog langs. Ze namen afscheid zonder te beseffen wat de impact van deze beslissing zou zijn.
Op dat moment vroeg ik me al af wat de gevolgen zouden zijn van deze isolatie voor onze bewoners. Ik ben blij dat ik geen beleidsmatige beslissingen moet nemen over zulke zaken. Ik zou verscheurd worden tussen de fysieke en de geestelijke gezondheid van de bevolking. Naar mijn aanvoelen wordt de geestelijke gezondheid van mensen al jaren ondergewaardeerd. Nochtans zijn beide zeer sterk verbonden met elkaar. Hoeveel fysieke klachten vinden hun oorsprong niet in een mentaal onbehagen? Maar nog steeds wordt er in België bijvoorbeeld geen psychotherapie terugbetaald voor iedereen die er nood aan heeft. Dat zou toch heel wat leed besparen voor individuen en kosten voor de samenleving.
Terwijl het land haar blik richtte op de ziekenhuizen en de experten aantallen turfden op hun leitjes, groeide mijn woede.
Dagelijks kregen we een update van het aantal besmettingen. De regering had al vroeg uitgesproken dat er te weinig testen waren om iedereen te testen. Waardoor wij in het WZC een aantal vermoedelijke besmettingen hadden zonder daar duidelijkheid over te hebben. Werden deze mensen mee opgenomen in de statistieken?
Dagelijks kregen we een update van het aantal opnames in de ziekenhuizen. De WZC’s werden daarentegen door de regering opgeroepen om ouderen in hun vertrouwde omgeving te houden. Waardoor wij in het WZC alsmaar meer vermoedelijke besmettingen hadden. Artsen en ziekenhuizen weigerden soms om zieken te laten opnemen. Telden deze mensen mee in de statistieken?
Dagelijks kregen we een update van het aantal overlijdens in ziekenhuizen. Terwijl wij wisten dat overlijdens in WZC's in het begin niet werden meegeteld in de statistieken.
Ze hadden in mijn ogen weinig waarde en diende enkel om in te spelen op de angst van de bevolking. Angst werd plots een bepalende factor in onze job: angst voor een onzichtbaar virus, angst om besmet te worden, angst om te besmetten, angst om mensen te verliezen.
Mijn woede groeide. Waarom worden woonzorgcentra zo stiefmoederlijk behandeld. Dit is een realiteit die ik niet alleen in ons land zie, maar ook in heel wat andere landen. Waarom? Zijn onze ouderen dan minder mens?
Vermoedelijk moet ik het antwoord zoeken in ons mensbeeld. Mensen tellen mee in onze samenleving zolang ze een financiële waarde hebben. Je werkt en draagt bij, of je gaat naar school en zal later opbrengen. Je bent met pensioen en draagt bij, omdat je consumeert en de economie draaiende houdt.
Maar ouderen in woonzorgcentra (of mensen die leven met hulp van een instelling), zij dragen niet bij. Ouderen moeten verzorgd worden. Ze zijn een kost voor de samenleving. We zijn precies vergeten dat deze ouderen ook mensen zijn met recht van spreken. Ze hebben een mening, ze hebben kennis en ervaring opgedaan en hebben ons nog veel te leren. Waar is ons respect voor de oudere generatie? Zij die uw moeder, vader, grootmoeder of grootvader zijn, zij verdienen beter dan dit.
Toen het land haar blik naar de WZC’s keerde, was het voor ons woonzorgcentrum al te laat. We zaten met een grote uitbraak. De testen kwamen te laat. Ze brachten wel klaarheid in onze specifieke situatie, meer dan 70% van de bewoners testte positief. Ondertussen waren ook heel wat personeelsleden uitgevallen. In de complete chaos van het moment kregen we hulp van thuisverplegers, van vrijwilligers van het rode kruis en van vrijwillige familieleden. Dat was onze redding, ook al was het niet gemakkelijk werken met slechts één hoofdverpleegkundige in plaats van vijf. Op vier van de vijf wooneenheden was de hoofdverpleegkundige ziek. Met meer vrijwilligers dan vast personeel was het moeilijk om de juiste zorg aan de juiste bewoners te geven.
Ik ben blij dat er mensen willen investeren in het oprichten van woonzorgcentra. Ik ben fier dat ik in deze sector tewerkgesteld ben. Toch stel ik me vragen bij de privatisering van de zorg. Daarmee ben ik niet de enige, denk ik. Wat mij sterk opvalt is de oorverdovende stilte die er heerst in de media over het commercialiseren van de ouderenzorg. Zijn commerciële rusthuizen een goede evolutie voor de zorg van ouderen? Is de minimale bezetting van personeel opgelegd door de overheid voldoende om goede zorg te garanderen? Lopen we geen gevaar dat winst primeert bij het nemen van beslissingen? Bestaat niet het risico dat door de afstand van het management mensonwaardige beslissingen worden genomen?
Naast heel dit gebeuren en alle bedenkingen zijn er natuurlijk ook gewoon de bewoners zelf. Sommigen begrepen wat er gaande was in het land en in het woonzorgcentrum. Anderen begrepen er niets van en vroegen telkens naar hun dochter of zoon. In het begin heb ik soms mijn mondmasker afgedaan. Ja, ik beken, ik heb gezondigd tegen de regels. Maar wat doe je als een bewoner in paniek naar je kijkt en angstig is? Dan probeer je op alle mogelijke manieren deze persoon gerust te stellen. Door een glimlach van achter mijn mondmasker te laten zien, kon ik deze vrouw geruststellen.
Een andere dame verstond geen letter van wat ik zei, omdat ze hardhorig is. Geïsoleerd, slechthorend en dan ook nog eens niemand begrijpen, omdat je niet kan liplezen, dan wordt de wereld echt ondraaglijk.
Nog iemand anders liet me een brief zien. Deze was geschreven door haar dochter. Tussen de regels las ik de bezorgdheid, de liefde van de dochter die plots voelt hoe broos en kostbaar het leven is. Ze wou haar moeder nog eens drukken op het feit dat ze haar graag ziet. Toen ik thuis kwam heb ik mijn eigen moeder gebeld.
Dankzij de tablet konden we van in het begin videogesprekken organiseren met de families. Dat was een zegen in heel het gebeuren. Ik moet de families bedanken voor hun geduld. Door de afstand konden ze niet altijd inschatten hoe de situatie binnen in het woonzorgcentrum echt aan toe ging. We kregen terechte vragen.
“Waarom is moeder nog in haar nachtkleed?” “We voeren enkel nog de meest noodzakelijke handelingen uit, omdat we zo weinig personeel op de werkvloer hebben.”
“Kan vader kine krijgen?” “Enkel de meest essentiële behandelingen worden nog uitgevoerd. De kinesisten helpen mee in de keuken om karren te ontsmetten.”
“Heeft mijn moeder koorts?” “Neen ze heeft geen koorts, maar ze wil al drie dagen niet meer eten.”
Ik heb tijdens deze periode gezien hoe bewoners hun eetlust verloren. Vreselijk was dat, eten opdienen en een halfuurtje later onaangeroerde borden weer afruimen. Niet één keer, maar verschillende dagen achter elkaar. Niet bij één persoon, maar bij velen tegelijk. Was het door het virus of door verdriet? Het virus ontneemt geur en smaakzin en daarbij ook de eetlust. Er zijn zeker mensen gestorven ten gevolge van het virus, maar ook door de mentale impact. Ik kan niet ontkennen dat sommige bewoners de moed hebben laten zakken en het leven niet meer de moeite waard vonden om geleefd te worden.
Elk overlijden is het waard om te vertellen, elk verhaal is anders.
Er is de dame die vrijdag nog met haar dochter een videochat deed. Toen ik maandag terug kwam werken was ze gestorven.
Dan heb je de vrouw die vanaf het eerste verdiep haar pasgeboren kleindochter heeft gezien. Drie dagen later was ze er niet meer.
En de vrouw die in paniek naar adem snakte, dat was afschuwelijk om te horen. Zuurstof bracht geen verlichting. Ik was opgelucht toen ik hoorde dat haar strijd was gestreden.
Of de vrouw die nog zin had in een stukje appel, wat niet meer ging, omdat ze al een tijd niets meer kon kauwen. Haar zus gaf haar een stukje mandarijn. Ik geloof dat dat het laatste was dat ze nog geproefd heeft.
Ik had nood aan een uitlaatklep. Ik zorgde voor mijn eigen verwerkingsproces en richtte een Facebook-groep op. Een rouwpagina waar mensen de namen van hun dierbaren kunnen delen. Waar verhalen gedeeld kunnen worden en je kan loskomen van de cijfers. Want of je nu wel of niet in de cijfers wordt opgenomen, sterven in een periode van lockdown is toch anders. Families en vrienden moeten een ander manier zoeken om te rouwen.
En dan zijn er de overlevers.
Je hebt de man die een zware hoest had en moeilijk kon ademen. Ik heb nog voor een videochat gezorgd met zijn dochter. Ze sprak hem zoveel moed in, ik was ontroerd. Wonder boven wonder heeft deze man het gehaald.
Er is de dame die haar man verloor. Ze vroeg zich steeds weer af waar hij was, of hij de moed had laten zakken en of het haar schuld was?
En de dame die ernstig ziek was, en toch haar kinderen niet wou zien, want dan zou ze emotioneel worden.
Allemaal verhalen. Allemaal levens.
Ik hoop dat er in de toekomst meer rekening gehouden zal worden met het mentale welzijn van elke mens. Oud en jong, moeders en vaders, kinderen en jongvolwassenen, met en zonder beperking. We zijn allemaal mensen. We hebben elkaar te respecteren en naar waarde te schatten. Waarde hebben we allemaal.
Claire Weiler
moeder van S. en N.
dochter van R. en D.
coach voor mantelzorgers van ouderen
animator in woonzorgcentrum Zonnewende
stichter van de Facebook-groep: corona: voor altijd in ons hart
Comments